|
||||||||
Op 7 december 2019 werd Tom Waits zeventig. Dat moest natuurlijk passend gevierd worden. Enkele weken voor die datum verscheen dan ook ‘Come On Up To The House – Women Sing Waits’. Het project kwam er op aansturen van Scott Robinson, baas van Dualtone Records, die Warren Zanes inschakelde om alles in goede banen te leiden. Zanes, schrijver en zelf ook muzikant, was de juiste man op de juiste plaats: hij beschrijft in de liner notes uitvoerig waar zijn voorliefde en bewondering voor Tom Waits vandaan komen en hoe hij exact die zangeressen wist uit te pikken, die grote affiniteit hebben met de songs van Waits, te beginnen met Aimee Mann. Er was al wel eerder een aanknopingspunt, een opname van ‘House Where Nobody Lives’ door Iris DeMent met Rodney Crowell. Het project liep op rolletjes. De dames kregen in wezen volledige vrijheid in de songkeuze. Zanes deed wel de suggestie om eens iets te kiezen uit het meer uptempo werk of uit de ‘ketelmuziek’ die Waits’ muziek mee typeerde vanaf 1983 en die overigens al even magistraal is als de meer melancholische songs uit zijn vroege periode, dus vanaf de grensverleggende ‘Swordfishtrombones’. Maar Zanes stelde vast dat ze toch allemaal terugvielen op een oude favoriet, de song die ze al altijd hadden willen doen. En dat was onveranderlijk een ballad, wat ‘Come On Up To The House -Women Sing Wait' de sfeer geeft die je ook ervaart op ‘Anthology Of Tom Waits’, de schitterende verzamelaar van het vroege werk (1985) Maar er staat natuurlijk ook werk van na 1985 op deze tribuutplaat. Vooral ‘Mule Variations' (1999) bleek een rijke inspiratiebron en dat mag niet verwonderen: dit album behoort tot Toms allerbeste werk. Van die plaat vind je hier ‘Hold On’ door Aimee Mann, ‘Take It With Me’ door Angie McMahon, ‘Georgia Lee’ door Phoebe Bridgers, het al vermelde ‘House Nobody Lives In’ door Iris DeMent. Vier songs van de twaalf komen dus uit ‘Mule Variations’. Verwonderlijk genoeg is daar ‘Picture In A Frame’ niet bij, toch zowat het epitome van Toms stijl. Maar ach, dan zijn er natuurlijk veel songs die hier thuishoorden, ‘On The Nickel’ bij voorbeeld, of ‘Kentucky Avenue’, of ‘Invitation To The Blues’, of … Ieder zal wel een eigen voorkeurlijstje hebben. Maar hopelijk belet niets dat er een volgend volume van ‘Women Sing Waits’ komt, een gedachte die we al koesterden na één beluistering. De dames hebben zich namelijk overtroffen, elk in haar geëigende, intussen bekende stijl. Het is eindeloos genieten van het titelnummer door Joseph, de band van van Natalie Closner-Schepman, ‘Ol’55’ door Shelby Lynne & Allison Moorer, ‘Jersey Girl’ van Corinne Bailey Rae. Wat Patty Griffin (‘Ruby’s Arms’) en Rosanne Cash (‘Time’) doen, is subliem. We zijn erg blij met de uitstekende keuze van Kat Edmonson: ‘You Can Never Hold Back Spring’ wordt al eens over het hoofd gezien terwijl het een fijne song is. Geen verrassing vormen de keuzes van Courtney Marie Andrews (‘Downtown Train’) en The Wild Reeds (‘Tom Traubert’s Blues (Four Sheets To The Wind In Copenhagen’) Je kan vanzelfsprekend aanvoeren dat geen enkele versie iets wezenlijk toevoegt aan het origineel, maar dat origineel is van zo’n duizelingwekkende kwaliteit en van een compleet atypische uitvoering (Toms grom is ongeëvenaard), dat het al een hele verdienste is daar niet onder te gaan, of toch niet op een tenen krullende wijze. We luisteren met veel plezier naar dit respectvolle, of is het liefdevolle ‘Come On Up To The House – Women Sing Waits’, een hommage door bewonderaars die zelf niet zonder verdiensten zijn, een uitstekende aanleiding ook om terug te grijpen naar the real thing… Antoine Légat.
Tracklist: |
||||||||
|
||||||||